De amfibiereflex behoort tussen 4-6 levensmaanden te worden ontwikkeld, eerst op de buik, daarna op de rug. Het opheffen van het bekken wekt onwillekeurige flexie van de arm, heup en knie aan dezelfde zijde op.
De amfibie reflex dient zich tussen de vierde tot de zesde levensmaand te ontwikkelen, eerst op de buik, daarna op de rug. Het opheffen van het bekken wekt automatisch flexie (buiging) op van de heup en de knie aan dezelfde zijde.
Flexie van één been die onafhankelijk van de positie van het hoofd plaatsvindt, laat meer mobiliteit toe en markeert een belangrijke fase voor de ontwikkeling van het kruipen op de buik. Tot dan was bilaterale flexie of extensie van de benen afhankelijk van de positie van het hoofd en werd deze door de werkzaamheid van de asymmetrische tonische nekreflex (ATNR) bepaald. De amfibiereflex duidt dus op een belangrijke inhibitie van de ATNR. Als deze beperking wordt opgeheven, kunnen de armen en benen onafhankelijk worden bewogen, wat essentieel voor tijgeren, kruipen en de latere grove spiercoördinatie is en waardoor het kind één kwadrant van het lichaam onafhankelijk van de andere drie kan bewegen.
Een onderontwikkelde amfibiereflex zal contralateraal tijgeren en kruipen belemmeren en kan op latere leeftijd aan hoge bloeddruk bijdragen, waardoor activiteiten als gymnastiek, sport, enz., die van grove spiercoördinatie afhankelijk zijn, worden gehinderd. Als de amfibiereflex volledig afwezig is, wijst dat op ononderdrukte primitieve reflexen, vooral de asymmetrische tonische nekreflex (ATNR) en de tonische labyrintreflex (TLR).
Vul de vragenlijst reflexintegratie in voor jouw kind en neem dan contact op met een INPP therapeut bij jou in de buurt.
Ga terug naar de INPP NL website: https://www.inpp.nl